Wijzigingswet Visserijwet 1963 (vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte)
Wet van 6 september 2006 tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte alsmede enkele andere wijzigingen van deze wet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de taken van de in de Visserijwet 1963 bedoelde Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij kunnen worden uitgeoefend door private organisaties, dat in verband daarmee de wettelijke basis van deze organisatie kan vervallen alsmede het in de Visserijwet 1963 vastgelegde systeem van de sportvisakte, en dat het tevens wenselijk is enkele andere wijzigingen in de Visserijwet 1963 door te voeren, onder meer op het punt van de versterking van de bestuursrechtelijke handhaving:
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Visserijwet 1963.]
Artikel II
De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij als bedoeld in artikel 38 van de Visserijwet 1963, van wie naam en functie zijn vermeld op een door het bestuur van de organisatie vastgestelde lijst, zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege ontslagen en aangesteld in dienst van de door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij.
Artikel III
1
Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiƫn welke vermogensbestanddelen die aan de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij als bedoeld in artikel 38 van de Visserijwet 1963 worden toegerekend, worden toebedeeld aan de door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon.
2
De in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel over op de door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon tegen een door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiƫn te bepalen waarde.
3
Terzake van de verkrijging van de vermogensbestanddelen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij, bedoeld in het eerste lid, blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
Artikel IV
1
De archiefbescheiden betreffende aangelegenheden welke op het moment van inwerkingtreding van deze wet nog niet zijn afgedaan, worden tijdelijk ter beschikking gesteld aan de door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon.
2
De archiefbescheiden betreffende zaken welke op het moment van inwerkingtreding van deze wet reeds zijn afgedaan kunnen, voor zover zij niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats, tijdelijk ter beschikking worden gesteld aan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon.
3
De zorg voor de archiefbescheiden van de Organisatie voor de Verbetering van de Binnenvisserij gaat op het moment van inwerkingtreding van deze wet over naar Onze Minister.
4
Onze Minister stelt vast voor welk tijdvak de in het eerste en tweede lid bedoelde archiefbescheiden aan de rechtspersoon ter beschikking worden gesteld.
5
De rechtspersoon rapporteert jaarlijks aan Onze Minister over het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden. Het in de artikelen 25a en 25b van de Archiefwet 1995 bedoelde toezicht op het beheer blijft op de krachtens het eerste en tweede lid ter beschikking gestelde archiefbescheiden van toepassing.
6
Onze Minister is te allen tijde bevoegd inzage te nemen van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden dan wel daarvan of daaruit reproducties, afschriften of uittreksels te vorderen.
7
De overbrenging van de in de in het eerste en tweede lid bedoelde archiefbescheiden naar een rijksarchiefbewaarplaats geschiedt door Onze Minister met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van de Archiefwet 1995.
8
De kosten van het beheer van de krachtens het eerste en tweede lid ter beschikking gestelde archiefbescheiden komen ten laste van de in deze leden bedoelde rechtspersoon.
Artikel V
In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij als bedoeld in artikel 38 van de Visserijwet 1963, is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet Onze Minister in de plaats van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij.
Artikel VI
De volgende wetten worden ingetrokken:
a
de Wet van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 15 december 1994 tot wijziging van de Visserijwet 1963, houdende nieuwe regels voor de uitgifte van visakten en voor de bijdrage ter verbetering van de binnenvisserij (Stb. 1985, 24).
b
de Wet van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 26 juni 1998 tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met een aanpassing van de regels op het terrein van de binnenvisserij (Stb. 1998, 449).
Artikel VII
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, alle autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s-Gravenhage, 6 september 2006
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ,C. P. Veerman
Uitgegeven de vierentwintigste oktober 2006
De Minister van Justitie ,
e
M. H. Hirsch Ballin